zondag 5 mei 2013

Arthur van Schendel -- De waterman

Het zeil was ook niet ver af, hij zwom er heen en greep de schuit vast aan het lage boord. Toen hief hij den hond uit het water en wierp hem op het dek. Voor hemzelf was het niet makkelijk aan boord te komen, want de schoen gleed telkens af. En terwijl hij zich vasthield met de eene hand voelde hij hoe de moeheid uit de beenen ging, het water deed hem goed. En de hand liet los.
De schuit ging langzaam voort op de donkere rivier met den hond die blafte. Den volgenden dag werd zij ergens in het riet gevonden, oud en besneeuwd, dat was de schuit van dien man die lang op de Merwede had gevaren.

uit: De waterman (1955), roman van Arthur van Schendel (1917-1983)

zondag 24 februari 2013

Han B. Aalberse -- De liefde van Bob en Daphne

Hij ging in de auto zitten en keek hen na. Ze liepen op een drafje, hand in hand. Arjen zag haar met dansende passen de stoep van de hotelingang opsnellen. Het was heel stil in de straat. Hij wreef in zijn ogen en mompelde: ‘Tot morgen, engel.’

uit: De liefde van Bob en Daphne (1955), roman van Han B. Aalberse (1917-1983)